Op de jaarvergadering van 24 juni 1946 blijkt dat de heren van de Jongel.Ver. niet eens meer afweten van het bestaan van Soli als onderafdeling van de JV. Daarom wordt officieel besloten de band met de JV te verbreken, en wordt Soli dus zelfstandig.

15 mei 1947 werd alweer deelgenomen aan een concours in Bloemendaal, waar nog steeds onder leiding van dirigent J.Schoen in de 1e afdeling een 1e prijs (57 punten) werd behaald (met slechts 22 spelers, en instrumenten die “met touwtjes en pleisters aan elkaar hingen”).
In 1949 bood een Jubileumcomité de vereniging echter 19 nieuwe instrumenten aan ter gelegenheid van haar 50-jarig bestaan, zodat de vereniging weer even verder kon. Ook bestond er lange tijd een vereniging van “begunstigers”, geheel los van Soli, die zo nu en dan schenkingen deed aan de vereniging voor instrumenten en/of uniformen. Ook was er een aantal malen sprake van een “damescomité” dat zich inspande voor de vereniging. Ik ben wel eens jaloers op die vroegere tijden, toen er dus buiten de vereniging om kringen van mensen waren die zich inzetten voor de hun Soli. Was dat nu ook nog maar zo, want het bestuur heeft het al druk genoeg met de dagelijkse gang van zaken! Vele jaren was het trouwens gebruikelijk dat, wanneer er in de vereniging taken waren die uitgevoerd moesten worden, die simpelweg toegewezen werden aan de “vrienden” (‘broeders” was ook wel eens voorgesteld, maar men noemde elkaar liever “vrienden”); dat zou je nu eens moeten proberen!

Eigenlijk zijn de instrumenten altijd een bron van zorg geweest voor de vereniging. Men speelde vaak op mindere instrumenten, die nodig gerepareerd moesten worden, en leerlingen moesten het met de afdankertjes daarvan doen! Soms was de vereniging zo klein dat er niet eens geld genoeg was om het loon van de dirigent te betalen. Altijd was men bezig met het zoeken naar nieuwe leden, en als dat niet erg lukte, om oud-leden weer eens op te porren met het verzoek om de vereniging tenminste even door de moeilijke periode heen te willen helpen.
In 1949 werd in de notulen van een bestuursvergadering geschreven: “misschien kan de “Commissie Tot Instandhouding En Bevordering Der Zaandamse Harmonie- en FanfareCorpsen” helpen om het ledental eens boven de dertig te brengen”.
Dat was (gedurende vele jaren) natuurlijk een niet zo erg motiverende situatie voor de weinige leden die over waren, en daardoor is het misschien te begrijpen dat er helaas nogal eens werd verzuimd, tot grote ergernis van de wél aanwezigen. Menig verslag van vergaderingen staat bol van de namen van “vrienden” die nodig eens bezocht dienden te worden, en van maatregelen die men bedacht ter verbetering, maar die helaas nooit strikt uitgevoerd werden omdat men dan weer een lid kwijt was. De vermanende toespraken tijdens jaarvergaderingen van de vrienden Schaap en van Lingen aan de leden om toch vooral te beseffen wat de plichten zijn als men lid is van een christelijke muziekvereniging, waren talrijk.

De opleiding van leerlingen was vroeger een zaak van de verenigingen zelf, omdat er nog geen muziekschool bestond (een particuliere muziekschool werd pas in 1949 geopend, en kreeg meteen 8 Soli-leden). Veel leerlingen zijn bijvoorbeeld opgeleid door de heer B. Klaassen (die daarvoor later tot erelid is benoemd) en door dirigent Schoen.
Later gaf ’t nogal eens ergernis dat, als men al eens leerlingen aan de gemeentelijke muziekschool had, dat het dan veel te lang duurde (naar de zin van de vereniging) voordat ze in de vereniging mochten gaan meespelen. Waarschijnlijk daarom is men, min of meer noodgedwongen dus, ook zelf leerlingen gaan opleiden. Dat is mogelijk niet altijd even professioneel gebeurd, maar het resultaat was wel dat men vlugger leerlingen in de eigen gelederen kon laten meespelen, en daar was het tenslotte om begonnen. Omdat men wel degelijk besefte dat het niveau van de vereniging ermee gediend is, werden weer later (vanaf de tweede helft van de tachtiger jaren) gediplomeerde krachten aangetrokken om de opleidingen te verzorgen. Bovendien werd de leerling altijd de keus gelaten: muziekschool of eigen docent.


Verbazingwekkend is dat, hoe moeilijk de situatie soms ook was, men toch altijd naar een concours probeerde te gaan, zij het dan soms in een lagere afdeling. En met hoe weinigen men vaak ook was, er werd soms behoorlijk veel opgetreden! Op de lijst van medewerkingen in het verenigingsjaar 1 juli 1960 tot 1 juli 1961 staan maar liefst 38 optredens vermeld, waarvan zes maal een evangelisatiedienst in kamp Bakkum, en twaalf maal een optreden tijdens kerkdiensten in Spes Viva.
Andere veel voorkomende medewerkingen die in de loop der jaren werden verleend waren bijvoorbeeld aan de “Anti- kermisvergaderingen”, het Drankweercomité, de Oranjevereniging, aan de vergaderingen van de Bouwarbeidersbond, de gemeenteconcerten in de tent in het Czaar Peterplantsoen, avondconcerten in het Volkspark op 30 augustus (Koninginnedag), de Geref. Straatprediking in Castricum, Stichting Jeugdhaven, Zonnehuis in Beekbergen, jeugddiensten, feesten van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (BVL), de tentzending in Bakkum, het begeleiden van schoolfeesten, de NCRV-radioconcerten (in de Stationsstraatkerk), de stadszending, de Bondsdag van het Rode Kruis, aan de intocht van de Ouden van Dagen. Gedurende vele jaren heeft Soli ook vaak opgetreden samen met K&V, dat uit wel 80-100 man bestond! Dat moet een muur van geluid zijn geweest in de straten van Zaandam! Ze zijn samen ook naar het Olympisch Stadion geweest voor een optreden tijdens de voetbalwedstrijd Nederland-Engeland. In 1956 hebben ze samen opgetreden bij de opening van het “Wormerbad”.

Soli heeft nog een paar jaren een eigen groepje trommelaars van ca. 8 man gehad, dat ook nog mee geweest is naar het concours in Eindhoven in 1955, wat niet helemaal een succes geweest schijnt te zijn.
Soli werkte (en werkt nog steeds) regelmatig mee aan kerkdiensten.
Het korps heeft trouwens een jaar lang ervaring kunnen opdoen in de begeleiding van de gemeentezang: van 27 juli 1952 t/m 12 juni 1953 heeft men 46 weken (en 2300 liederen!) lang de diensten begeleid in de Gereformeerde Noorderkerk. Het orgel kon toen namelijk nog niet worden gebruikt, omdat het in de nieuwe kerk nog te vochtig was. De musici van Soli trokken zich daar niets van aan. Die spelen door, vocht of geen vocht, warmte of geen warmte.

Vrijwel ieder jaar werd er wel een concert gegeven, het zogenaamde “winterconcert”, later “lenteconcert”. De locaties daarvoor waren o.a. “gebouw Thalia” (het voormalige gebouw Prins Hendrik op de hoek van de Pr.Hendrikkade en het Pr.Hendrikplantsoen), het gebouw van Chr.Belangen aan de Botenmakersstraat, het RK Verenigingsgebouw (“De Volksbond” aan de Oostzijde?), de recreatiezaal van Verkade aan de Valkstraat, de zaal in het Albert Heijn-ontspanningscentrum, en later de aula’s van de Cor Kakesschool en de Mavo-Z, en het Lichtschip. Vele ereleden zijn benoemd:
A.de Carpentier werd in 1914 het allereerste erelid,, J.Brand volgde in 1917; hij werd tot erevoorzitter benoemd. Verder o.a. eredirigent J.Schoen, en erelid J.Gobels (“een goochelaar met cijfers” volgens J.Brand). De heer J.P. Schaap (overleden in 1983) werd in 1965 benoemd tot ere-voorzitter. Hij is van 1927 tot 1974, met onderbrekingen, bestuurslid geweest, waarvan vele jaren voorzitter.
Alle ereleden die ik uit de stukken heb kunnen traceren:

  • A.de Carpentier 22-jul-1914 overleden
  • J.Brand 15-aug-1917 ere-voorzitter overleden 1970
  • K.A.Offenberg 21-jun-1918 overleden
  • D.Klokman 21-jun-1918 overleden
  • N.de Carpentier 1924 overleden
  • J.Dorjee 1924 overleden
  • E.Groot 1926 overleden
  • P.Kee 1926 overleden
  • B.Klaassen 1930 overleden
  • J.Schoen 1952 ere- dirigent overleden 1961
  • G.van Dijk 1957 overleden
  • S.de Jong 1963 overleden
  • J.Gobels 1961
  • W.de Jong overleden 1967
  • J.B.Rot overleden
  • G.Wolters Sr. overleden 1998
  • J.P.Schaap 1965 ere- voorzitter overleden 1983
  • G.Wolters Jr.

Wanneer Soli voor het eerst uniformen is gaan dragen, is niet te achterhalen. Er wordt weinig over gepraat in de notulen, alleen dat men het instrumentarium vaak belangrijker vond.
In 1954 werden nieuwe uniformen aangeschaft, maar die werden betaald door een meelevende donateur. De afbetaling daarvan (door de leden zelf) gaf nogal eens problemen. In 1964 werden weer nieuwe uniformen en petten aangeschaft (van de KLM overgenomen). De oude petten gingen naar Soli Zaandijk. Helaas moesten de nieuwe petten terug naar kleermaker Rosink, want ze bleken te groot. In de zeventiger jaren vond men het instrumentarium belangrijker dan uniformen.
Het verslag van de 75ste jaarvergadering (1974) vermeld echter: “we schijnen nogal opzien gebaard te hebben door te marsen zonder uniformen, en door ons lopen. Ook het glijbaantje spelen met half bevroren instrumenten (tijdens de intocht van St.Nicolaas) is niet bij iedereen goed gevallen”. Blijkbaar had men de uniformen al afgezworen, en was men het marsen al verleerd (dat was ook al eens eind 1966 geconcludeerd: “straatconcerten gaan zo slecht: we moeten daarmee stoppen, want het is een schande voor de vereniging”). Sinds die tijd werd dus niet meer gemarst, en beperkte men zich (zoals zovele verenigingen) tot “zittende” medewerkingen.
Hoewel de diverse besturen daarna, ook al om financiële redenen, uniformering niet als eerste prioriteit stelden (en daarin gesteund werden door de leden), begint de laatste jaren toch steeds meer de roep om een wat ‘uniformer uiterlijk’ luider te klinken. In de tachtiger jaren werd een eenvoudige ‘uniformering’ ingesteld: een blauwe sweater met daaronder een witte broek. Het gaf de groep een jonge frisse uitstraling. In de jaren negentig vond men dat een zwarte broek met daarboven ‘iets wits’ voldoende aanzien gaf. Helaas zijn er vele variaties en tinten in zwart en wit. En dus nam de roep om meer een ‘uniformer uiterlijk’ zodanige vormen aan dat het huidige bestuur uiteindelijk gezwicht is, en in 1999 tot de aanschaf van gilletjes is overgegaan. Een altijd nijpend probleem in de geschiedenis van Soli was de repetitieruimte. Waarschijnlijk zou de complete lijst ellenlang worden, maar men heeft gerepeteerd in o.a.:

  • Bewaarschool Parkstraat
  • het paviljoen in het Volkspark
  • de school aan de Parkstraat achter de Westzijderkerk
  • het Evangelisch gebouw aan de Blekersstraat bij Jan Schoen in huis aan de Sav.Lohmanstraat
  • in het gebouw van de J.V. aan de Langestraat,
  • repetitielokaal van Fanfarecorps Excelsior (achter de gasfabriek) (tot mrt-70)
  • schoollokaal Vinkenstraatschool 1953- consistorie van de gereformeerde Vinkenstraatkerk
  • in de periode 1969/1970 vier keer veranderd van rep.lokaal
  • schoollokaal chr. School Beroepsonderwijs Meisjes aan de Czarinastraat (vanaf apr-70)
  • schoollokaal chr. lagere school Ooievaarstraat (m.i.v. nov- 73)
  • schoollokaal in de Petraschool (oude chr. HBS) aan het Stuurmanspad
  • aula nieuwe Petraschool aan de Jachtenlaan (vanaf sep- 1985)
  • bijlokaal Zuiderkerk (miv jan-1992?)
  • en uiteindelijk, sinds juni 1992, onze eigen gebouw aan het Pauwenven.

Bron: W. Bergwerf